Het PRA probleem


Wat is Progressieve Retina Atrofie
PRA is een erfelijke oogafwijking en heeft tot gevolg dat de hond blind wordt.
De achterzijde van het oog is aan de binnenkant bekleed met een tweetal vliezige lagen, het netvlies of retina en daarachter bevindt zich het donker gepigmenteerde vaatvlies. In het netvlies zitten twee soorten lichtgevoelige cellen, de staafjes, voor het zien bij weinig licht (s avonds) en de kegeltjes, voor het zien bij veel licht (overdag) en het onderscheiden van kleuren. De hond heeft voor het grootste deel staafjes. De meest voorkomende vorm van PRA is de nachtblindheidsvorm, waarbij eerst de staafjes degenereren (atrofiëren). PRA kan reeds op jeugdige leeftijd, rond 2 jaar, voorkomen, maar veel gevallen komen toch op latere leeftijd voor. Het proces verloopt pijnloos en de hond wordt langzaam blind.

PRA komt bij verschillende hondenrassen voor. Het komt voor bij zowel jonge als oudere honden.

Hiervoor bestaan op dit moment nog geen medicijnen of behandeling.

 

Hoe vererft het
Chromosomen zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen. De hond heeft 39 paar chromosomen. De reu heeft 38 paar chromosomen, die men ook bij de teef aantreft, plus één X- en één Y-chromosoom. De teef heeft ook 38 paar chromosomen plus twee X chromosomen. Een chromosoom is door tussenschotjes verdeeld in vele hokjes. Ieder chromosoom komt paarsgewijs voor, één van moeder en één van vader, de verdeling in de hokjes is hierbij hetzelfde. Iedere hokje is bezet door een gen, die verantwoordelijk is voor één specifieke eigenschap. Als de hokjes op de bij elkaar behorende chromosomen bezet worden door dezelfde genen spreekt men van fokzuiverheid voor die eigenschap of te wel homozygotie. Zijn de genen verschillend dan spreekt men van fokonzuiverheid of te wel van heterozygotie, hierbij overheerst één van beide genen. Voor de dominante eigenschap gebruikt men een hoofdletter en voor de onderdrukte (recessieve) eigenschap een kleine letter.

PRA vererft recessief. Een PRA erfelijk vrij dier (CC) gekruist met een PRA erfelijk niet vrij dier (cc) levert volgens kansberekening alleen (Cc) dieren op. Men noemt deze dieren dragers en een “drager” is een hond die het PRA gen bij zich heeft, maar er zelf geen last van krijgt, zij krijgen de ziekte dus niet.

PRA komt dus naar voren als beide ouders ”drager” zijn.

Een “lijder” is een hond waar de ziekte zich openbaart.
Om te weten of de hond lijdt aan deze “ziekte” kunt u twee dingen doen:

1. Spiegelen: een specialist kan de ogen van de hond controleren. Alleen als de hond al last heeft van deze ziekte kan dit geconstateerd worden. Dus als de hond “drager” is kan men het niet via spiegelen ontdekken

2. DNA test: Hierbij wordt het bloed van de hond onderzocht en wordt het gen bekeken waaraan men kan zien of de hond PRA bij zich draagt!
Via de DNA test is het dus wel te achterhalen of de hond drager is of niet. Als men met een hond fokt die “drager” is kan deze erfelijke afwijking doorgegeven worden.

Voor de DNA test is het noodzakelijk te weten om welk gen het gaat, voor men conclusies kan trekken.

 

OptiGen prcd test
De OptiGen prcd test is een test op basis van het DNA, die ons, voor het eerst in de geschiedenis van de dierengeneeskunde, een methode aanreikt om Progressive Retinal Atrophy (PRA) bij het fokken van honden te bestrijden - door middel van controle op en beheersing van het prcd gen in de genen van het ras. Progressive retinal atrophy (PRA) wordt ook wel Progressive retinal degeneration (PRD) genoemd. Beide benamingen hebben betrekking op aandoeningen van de retina die blindheid veroorzaken.

Sommige rassen kennen blindheid ten gevolge van een abnormale ontwikkeling van de retina, en dat noemen we dan een dysplasie (RD). Andere rassen kennen een traag voortslepende degeneratie of afsterving van het retinale weefsel, en dat noemen we degeneratie. Veel rassen worden geplaagd door deze twee vormen van de oogaandoening. In het algemeen zijn deze aandoeningen erfelijk, maar de aard en wijze van vererving verschillen van ras tot ras.
De sleutel naar het succesvol elimineren van autosome recessieve aandoeningen is een betrouwbare identificatie van honden diegeen drager van het prcd gen zijn. Door middel van de OptiGen prcd test kan met 100% zekerheid worden vastgesteld welke honden "genetisch vrij", "niet-drager" of "homozygoot normaal" zijn. Deze honden kunnen slechts het normale gen op al hun pups overdragen, hetgeen inhoudt dat geen van hun pups ooit het prcd gen zal ontwikkelen. Met deze "vrije" honden kan altijd worden gefokt, zelfs met honden die drager van het prcd  gen zijn. (prcd = progressive rod-cone degeneration, de vorm van PRA die o.a. bij de Labrador voorkomt).

Homozygoot betekent dat beide kopieën van het gen in je hond GELIJK zijn -  dus beide normaal of beide prcd. Een drager heeft één normaal en één prcd gen.

De OptiGen prcd test is een marker test in plaats van een test gebaseerd op basis van mutatie van de genen. Dit betekent dat honden worden geïdentificeerd door een "vingerafdruk" van chromosoom (9 bij de labrador), nabij de locus van het prcd gen, en niet door localisatie van de eigenlijke prcd mutatie. Het resultaat van de test is een genotype of patroon - een soort vingerafdruk - die ons in staat stelt honden in drie groepen te verdelen: de patronen/genotypes A, B en C.

 

Mogelijke resultaten van de OptiGen prcd test
*dit is de uitslag van de OptiGen prcd test

Patroon/Genotype*

Risicogroep

Belang voor de fokkerij

Risico ontwikkeling prcd

A

I. Normaal (vrij)

Kan altijd mee worden gefokt 

Zal nimmer prcd ontwikkelen

B

II. Niet aangetast (drager)

Waarschijnlijk drager van prcd

Zal nimmer prcd ontwikkelen

C

III. Hoog risico (lijder)

Waarschijnlijk homozygoot voor prcd

Zal waarschijnlijk prcd ontwikkelen


Er blijven nog een aantal vraagtekens bestaan ten aanzien van het risico van het fokken met honden met het patroon/genotype B en C, maar dat verandert niets aan de waarde of betrouwbaarheid van de prcd test bij de vraag of een bepaalde hond geschikt is om mee te fokken. De meeste "B" honden zijn dragers van het prcd gen, bij slechts een klein  percentage is dit niet het geval. Geen enkele "B" hond zal prcd ontwikkelen. Bij het fokken dienen "B" honden uitsluitend partners te hebben die "A" zijn bevonden. Alle "C" honden zijn lijders, zijn homozygoot voor prcd, en de meesten zullen PRA ontwikkelen. Ook deze honden dienen slechts "A" honden als partner te krijgen.

  Verwachte resultaten voor de fokkerij met gebruik van de OptiGen prcd test

genotype ouder 1 =>


genotype ouder 2

A

B

C

A

Alle pups patroon A

50% pups patroon A 
50% pups patroon B

Alle pups patroon B

B

50% pups patroon A 
50% pups patroon B

25% pups patroon A 
50% pups patroon B 
25% pups patroon C

50% pups patroon B 
50% pups patroon C

C

Alle pups patroon B

50% pups patroon B 
50% pups patroon C

Alle pups patroon C

 
 

Deze tabel toont aan dat bij elke verantwoorde dekking ten minste één ouder het genotype A heeft. Alle andere combinaties brengen het risico met zich mee dat de pups het genotype C hebben, en  het is zeer waarschijnlijk dat zij prcd zullen ontwikkelen. Volgens OptiGen kan er met zowel A, B als C honden worden gefokt en is het niet nodig - en zelfs niet wenselijk - om honden die C zijn bevonden uit de fokkerij te verwijderen. OptiGen is van mening dat in er in dit geval onderscheid moet worden gemaakt tussen pups die wel of niet voor de fokkerij zullen worden gebruikt. Wanneer ze voor de fokkerij worden gebruikt, is het van belang "A" honden in te zetten en het gebruik van "C" honden te vermijden, aldus OptiGen. Gebruikt met toch een "C" hond, bijvoorbeeld omdat er vaak jarenlang is gewerkt om HD/ED vrije honden te fokken en dat men dit goede genetische materiaal niet wil uitsluiten van de fokkerij, dan dient die een "A" hond als partner te krijgen. Vrijwel alle nakomelingen zullen dan "B" honden zijn.

 

Exacte resultaten van de OptiGen prcd test voor Progressive Retinal Atrophy (PRA)
De OptiGen prcd test kan op elke leeftijd plaatsvinden en de resultaten zijn zeer nauwkeurig, dat wil zeggen: de testresultaten zullen altijd hetzelfde blijven en nooit veranderen door, hoe oud de hond ook wordt. De test hoeft dus nooit te worden herhaald.

Alle honden met het patroon A zijn homozygoot normaal. Dit resultaat is zeker en kan vanaf de geboorte worden bepaald. Geen enkele hond met patroon A zal ooit het prcd gen aan een pup kunnen overdragen. Geen enkele pup van een hond met patroon A kan worden aangetast door de prcd vorm van PRA; welk patroon de andere ouder ook heeft. Een pup van een patroon A ouder hoeft niet speciaal op PRA te worden getest, hij/zij kan gewoon geen prcd ontwikkelen.

Geen enkele hond met patroon A of B zal ooit PRA ontwikkelen.Dit resultaat  is zeker en kan vanaf de geboorte worden bepaald. Wanneer je honden hebt die mogelijk (op basis van de geschiedenis van hun voorouders) prcd kunnen ontwikkelen, kun je door middel van de OptiGen prcd test vaststellen met welke honden je veilig kunt fokken. Heeft de hond patroon A of patroon B, dan kan hij/zij definitief geen PRA ontwikkelen en is verder onderzoek niet nodig.

Alle honden die door prcd-PRA zijn aangetast, krijgen patroon C, en alleen honden met patroon C (lijders) kunnen PRA ontwikkelen of doorgeven. Alleen bij honden met patroon C is het zinvol ze op PRA te laten onderzoeken.

 

Markertesten en incidentele valse allelogenen
De prcd-PRA test is een zogenaamde "markertest" en waarmee kleine deeltjes niet-functioneel  DNA worden gedetermineerd. Deze deeltjes zijn altijd erfelijk en verbonden met een bepaald gen. Net als de genen, beschikken deze deeltjes over allelogenen, die liggen op dezelfde locus van de overgeërfde homologe chromosomen.

Waarom onderzoekt men deze deeltjes en niet het gen zelf? Hoewel bij genetisch onderzoek niets eenvoudig is, zijn deze deeltjes gemakkelijker op te sporen dan het gen zelf. En honderden analyses hebben aangetoond dat bepaalde deeltjes altijd gerelateerd zijn aan de afwijking, en nooit aanwezig zijn in genetisch vrije honden.

Maar incidenteel levert een markertest een "vals allelogenen" resultaat op. Dit betekent dat een hond die als drager is geïdentificeerd in feite vrij is, of dat een hond die aangetast is bevonden, in feite slechts drager is. Een hond die vrij van het prcd gen is bevonden, zal echter nimmer een vals allelogenen-resultaat kunnen opleveren en is altijd met zekerheid vrij.

Hoe komt het dat bij dragers en aangetasten soms een vals allelogenen-resultaat optreedt?
Eeuwen geleden was het  "PRA" gen een volkomen normaal en gezond gen, voor het functioneren van de retina. In het belang van de genetische diversiteit droeg de voorvader van onze hond dit gen op verschillende versies van hetzelfde chromosoom. Elk van deze versies van het chromosoom had zijn eigen specifieke "markers", die verschilden van alle andere "markers". Maar op een dag werd er een pup geboren met een gemuteerd, niet-functioneel "PRA" gen.
De ouder van deze gemuteerde hond bleef doorgaan met het doorgeven van zijn versie van het chromosoom, dat het normale gen droeg en de daarmee geassocieerde "marker". Maar de gemuteerde hond heeft zijn versie van hetzelfde chromosoom met het defecte "PRA" allelogeen - en diezelfde "marker" - doorgegeven, en eraan toegevoegd.
In de loop der geschiedenis hebben de verschillende versies van het chromosoom via verschillende wegen een aantal rassen aangetast. En door de eeuwen heen is het oorspronkelijke chromosoom langzamerhand verdwenen. Het werd ongebruikelijk, een geest van het verleden.
En dat is vandaag de dag nog het geval. Tegenwoordig wordt de "marker" die eens vergezeld ging van het normale gen op die specifieke versie van het chromosoom, doorgaans geassocieerd met PRA. Maar zo nu en dan duikt de "voorouderlijke" versie met het onaangetaste gen nog wel eens op, en die wordt vergezeld van dezelfde "marker".
Dat is de oorzaak van het "valse-allelogenen" resultaat. Maar het komt zelden voor.
Het is begrijpelijk dat de mogelijkheid van een "vals-allelogenen" resultaat sommige hondeneigenaren verontrust, maar voor het fokken leveren deze resultaten beslist geen gevaar op. Een hond die vrij wordt bevonden, is immers altijd vrij.
Er wordt thans onderzoek verricht naar het verschijnsel valse allelogenen.

Hoe vindt het onderzoek plaats?
Voor de prcd-PRA test kan plaatsvinden, moet de dierenarts een klein beetje bloed afnemen. Zodoende is de kans het grootst dat het bloedmonster niet wordt besmet en het resultaat betrouwbaar is.

 

 

 

 

 

 

Disclaimer